Amenra De Doorn LP Recensie van Tim Donker. De Belgische post-metal band Amenra brengt zijn nieuwe studioalbum uit via Relapse Records. De Doorn werd in de Much Luv studio van bassist Tim de Gieter geschreven en opgenomen. De master werd verzorgt door Frank Arkright (Arcade Fire, The Smiths, Joy Division) in Abbey Road studio in Londen.
Amemra – De Doorn
- Band: Amenra (België)
- Label: Relapse Record
- Amenra – De Doorn Dubbel LP bestellen
- Amenra – De Doorn CD bestellen
Amenra De Doorn LP Recensie van Tim Donker
Recensie van: Tim Donker
Zegt Sergio: Het is geen zomerplaat. Maar mijn oren staan het hele jaar rond op wintertijd.
Als de blader bruin bent (had die eikel winter mooi met herfst verward).
En de kilte en de keizer van de grote spijt en zien hoe de kroon van ijzer de huid aan flarden snijdt.
Ofzoiets.
Ik werd wakker in een uitgebrande kelder.
Leek me.
Maar Kees was ermee gekomen. Het moet rond 2015 zijn geweest toen Colin H. van Eeckhout wegstapte van al zijn bands. Wegstapte van Church of Ra (eigenlijk een superband) (superband! hoor mij bezig). Wegstapte van Kingdom (Ruina, Where Men Go To Die) (!) (!!) (!!!). En wegstapte van Amenra. Ging een soloplaatje maken docht me. Onder zijn eigen naam. Nee. Erger. Onder die even achterlijke als gekapitaliseerde inisjalen van hem. CHVE. Zo heette dat. Docht mij. (en chives las ik eerst en ik dacht aan bieslook. verse bieslook. onmisbaar in een roerei) (hoe dat was, in de vroege negentiger jaren, toen ik daar en daar woonde, nog thuis woonde (nu woon ik niet meer thuis), of nog samen met mijn ouders tenminste, in Eindhoven) (en het was de vroege jaren negentig, zei ik dat al en ik hield van niemand meer dan van Iris) (zitten in een keuken in een huis aan de Boschdijk) (lunsjtijd) (ik was achttien of misschien jonger nog en ik hield van niemand meer dan van Iris) (en de koffie was goed en mijn moeder maakte roereieren) (roereieren, mijn moeder maakte roereieren) (de koffie was goed, ik hield van Iris, mijn moeder maakte roereieren, ik was achttien) (of jonger nog) (mijn moeder ging de tuin in met een schaar, ze liep naar de bieslookplant, ik zag haar door het keukenraam, ze knipte de bieslook, ze knipte bieslook voor in het roerei, de zon in haar haar, op dat moment hield ik van mijn moeder) (maar niet zoveel als ik van Iris hield). En hoe heette die plaat ookalweer? Die van CHVE bedoel ik? Rasa ofzo, kan dat? Ik vond het een zwakke plaat. Kan zijn dat ik het nooit de aandacht geschonken heb die het behoefde, ik bestelde die plaat niet in ieder geval. Luisterde flarden via dat vermaledijde internet. Want zo gaat dat tegenwoordig. Die nachtmerrie heeft Frank Zappa verzonnen geloof ik. Zwakke flarden. Flarden die het niet halen konden bij Mass III, dat verschroeiende, alles verzengende Mass III, die ongelooflijke prachtplaat waardoor ik Amenra had leren kennen. Mijn “instapplaat”, zoals sommige mensen zouden zeggen (Kees misschien?). Toen. Ooit. Wanneer? Lang geleden. Enige tijd geleden. Ik woonde nog niet zo lang in wat ik nu alweer mijn vorige huis moet noemen. Ik had nog een abonnement op Gonzo. Mijn kinderen waren er nog niet. Had er niet een stuk van Mass III gestaan op dat sjarmante Mind The Gap-seedeetje dat in die dagen werd meegeleverd met de Gonzo (en waarop ik eigenlijk geabonneerd was: op dat Mind The Gap-seedeetje; de Gonzo las ik steeds vaker niet meer). Het was. Ja. Wat was het. Je kon het metal noemen. Ach. Ja. Je kan alles wel metal noemen immers. Hardcore. Noise. Doom. Sludge. Post-metal. Lees ik, las ik ergens. Een donker soort folk, kan je ook zeggen. Een zeer donker soort. Woedende postrock. Weetikveel. Zo alles. Zwarte schoonheid. Intens brandend. Huiveringwekkend mooi. Zo alles niet bij CHVE. Best mogelijk dat bij beter, harder, dieper, langer luisteren een ander soort schoonheid ontdekt had kunnen worden. Maar ik durfde niet aan. Bang dat een ingetogener plaat mijn liefde voor Mass III kapot zou maken, zoals The Boatman’s Call met terugwerkende kracht mijn liefde voor Nick Cave verwoest heeft. Tegenwoordig vind ik sommige werken uit het vroegere oeuvre wel weer redelijk beluisterbaar maar echt goed is het nooit meer gekomen tussen Cave en mij. Een man die zo’n belachelijke kloteplaat kan maken moet je niet vertrouwen. Die kan niet deugen, of ooit echt, helemaal, gedeugd hebben. Nee. Niet die weg op met Van Eeckhout. Voorzichtigheidshalve boycotte ik ook maar meteen al het Amenra-werk van na Mass III (zo’n beetje de hele Amenra-catalogus dus). Dan zegt Kees dat hij de nieuwste Amenra prachtig vind. Dan zegt Kees dat de nieuwste Amenra De Doorn heet. Dan zegt Kees dingen. Dan zegt Kees iets. Als Kees iets zegt dan luister ik. Dan luister ik ook De Doorn. Eerst nog voorzichtig. Via internet. Muis in de hand. Wegklikken als het erg wordt. Je kunt altijd wegklikken als het erg wordt. Je kunt altijd doen alsof je het nooit gehoord hebt. Je kunt altijd nog de andere kant op luisteren.
Maar het viel mee.
Dingen vallen nooit mee (ja wat is dat eigenlijk voor smerige poets die het leven ons gebakken heeft: dat alles altijd tegenvalt?). Maar dit viel mee. En ik bestelde. En de plaat kwam.
https://www.youtube.com/watch?v=36ePwu-hYnU
En toch nog luisterangst. Schat, ik heb zo’n luisterangst. Nee. Wacht. Luistervrees. Ik heb luistervrees. Ik vrees het luisteren. Het goede moment. Altijd maar het goede moment. Zoals de prachtbiertjes die ik nog heb staan. Die ik al lang heb staan. Die zo prachtig zijn, die biertjes. Die daar te wachten staan. Op het Goede Moment. De Speciale Gelegenheid. Maar speciale gelegenheden en goede momenten komen nooit, en later is allang begonnen. (wie zei dat ook alweer?) (Tineke Schouten?). En dan dus zomaar een moment, en als er toch geen goede momenten komen dan maar meteen het allerslechtste moment. Het was een van de laatste dagen in wat ik nu alweer mijn vorige huis moet noemen (het vorige huis was het enige werkelijke huis) (nee, dat is niet waar: het huis aan de Boschdijk was het enige werkelijke huis). Ik pakte dozen in. Ik schroefde kasten uit elkaar. Ik sjouwde zware kisten naar beneden. Ik, kortom, verhuisde. Welja. Goed moment om De Doorn eens een eerste luisterbeurtje te geven, niet?
De Doorn is opgedeeld in vijf delen. Dat zouden liedjes kunnen zijn. Dat zou kunnen. Omdat dingen kunnen. Dingen zijn zeker. Of onzeker. Omdat dingen verschuiven. Of trillen. Of gaan zoals ze gaan. Een ding ging. Het ging zoals het ging en het was een mooi gaan. Een ver gaan. Een wijd gaan. Een gaan zoals gaan en wederkomen, gaan en wederkomen, gaan en wederkomen, steeds gaan en steeds wederkomen. Ook zo is deze seedee. En dat is waarom ik denk dat I Ogentroost en II De Dood In Bloei en III De Evenmens (We Zijn Even Mens) en IV Het gloren en V Voor Immer niet perse afzonderlijke liedjes zijn maar eerder verschillende stadia van eenzelfde geheel. Er een kadans die steeds weer terugkeert. Soms verlaten wordt maar steeds weer terugkeert. Dat moet iets hypnotisch hebben. Dat moet iets prachtigs hebben. Misschien. Kan. Maar ik vul, ik sjouw, ik schroef, ik ben nu eens boven, dan weer beneden, enige tijd ook buiten, ik heb een diskussie met mijn zoon over iets. En die plaat die speelt. Ergens. Naja het is een seedee natuurlijk maar ik vind dat een goed woord: plaat. De plaat die speelt en die misschien hypnotisch is en prachtig is maar hier en nu kleinstbeetje op mijn zenuwen staat te werken.
Goed moment.
Goede momenten bestaan niet.
Zegt Sergio: het is geen zomerplaat. Mogelijk, Sergio. Het is vooral geen verhuisplaat.
Zeker niet als het verhuizen een verhuizen is naar een huis waar je helemaal niet wonen wil. Vanaf een huis dat je helemaal niet verlaten wil. Maarja. Je vrouw zal het wel weten. Denk je.
De twede kans voor De Doorn kwam in mijn nieuwe huis. Een ander goed moment dat geen goed moment was. Ergens niet lang voordat ik naar mijn werk moest gaan.
(ow. de fietstocht naar werk wel mojer in mijn nieuwe huis. dat dan weer wel. dat dan wel goed. het fietsen naar werk. wat een fietsen langs water is, een fietsen overheen smalle weggetjes is. een fietsen met lucht en wolken en bomen en dat hierom of ergens anders om een nadrukkelijker fietsen is, een onderstreept ik-ga-naar-mijn-werk is)
Weg. Iedereen weg. Waar is iedereen? Naar school of naar werk. Naar waar iedereen gaat als iedereen niet hier is. Ik alleen. Hier. In huis veel te groot huis veel te stil huis veel te nieuw. Waarom is alles zo nieuw hier godverdomme. Ik hou ervan als dingen gebruikssporen dragen. Ik hou ervan als je kunt zien dat er geleefd wordt. Ik zie hier niet dat er geleefd wordt. En ik hoor ook niet dat er geleefd wordt. Niet hier, niet in een belendende panden, niet op straat. Want ik sta stil ik luister ik hoor alleen maar stilte. Levenden zijn niet stil. Doden zijn stil. Zo stil is het hier. Stil als op een kerkhof. Ik wil terug naar beton. Ik wil terug naar u-baan. Ik wil terug. Ik wil leven. Ja. Ik wil dit huis met leven vullen. Nu. Het is niet lang meer voor ik naar mijn werk moet gaan maar ik wil dit huis nu met leven vullen. Met muziek. Ik moet muziek. Ik wil muziek. Muziek is leven. Muziek is seks. Muziek is drank. Muziek is tintelen. Muziek is hartenklop. Muziek is dans. Muziek is gaan. Muziek is alles. Ik wil muziek. Ik wil terug naar muziek. Ah. Amenra. De Doorn. Waarom niet. De kadans. Ja. Waarom niet.
Aan. Deuren dicht. Zitten.
Ik hoor.
Er is een kadans.
Hoor ik.
Weet je wat kadans is?
Kadan is een wiegen.
Kadans is troost.
Kadans is hoe de akoestiek ademt.
Ik zag de akoestiese set, jongens. Op joubuis. Zag ik de akoestiese set die volgens mij niet volledig akoesties is maar wat maakt dat uit bij deze muziek waar de metal niet volledig metal is of de folk niet volledig folk. Of wat dan ook. UIlie begrijpt me wel. Ik dacht aan. Ik dacht aan wiegen en aan kadans. Ik weet staan nog. In wat ik nu mijn vorige huis moet noemen. Staan, in mijn vorige huis. Een voet op het tafeltje. Dat moje tafeltje, dat lieve tafeltje dat naar de stort is gegaan. Dat tafeltje dat me zo lang vergezeld heeft. In mijn studentenjaren was het geen rood tafeltje maar een wit tafeltje en mijn tiepmasjiene stond erop en mijn kunstboeken lagen erop en mijn schrijfsels mijn gedichten mijn proza mijn overpeinzingen mijn aantekeningen lagen erop en dan was er nog kleine ruimte om twee glazen neer te zetten. Twee wijnglazen. Voor het onwaarschijnlijke geval er een dame zou zijn die met mij op mijn kamer een wijntje wilde drinken. Later was het witte tafeltje rood, en later nog was er mijn zoon. Die mijn guitaar had ontdekt. De guitaar waarmee ik nog had opgetreden. Als dichter / performer. Hoe noem je dat. Toen ik nog jong was, en geen schaamte kende. Kun je er op spelen? Vroeg mijn zoon. Ik zei Nee ik deed dat toen ik jonger was ik doe die dingen nu niet meer. Kun je er op spelen? Vroeg mijn zoon weer. Ik zei Nee dat doe ik niet meer. Hij zei Maar wat deed je toen? Ik zei Niets. Gewoon, zei ik. Niets, zei ik. Ik kan niet spelen, ik deed gewoon maar wat. Maar wat deed je dan? Vraagt hij weer. Ik zeg oké. Ik zeg goed. Ik ga staan. Een voet op dat witte tafeltje dat nu een rood tafeltje is. Guitaar op mijn been. Speel ik, na, wat het is het, dertig jaar ofzo, wat ik toen speelde. Ik speel een kadans. Een herhalend en herhalend patroon op de guitaar. Donker en herhalend, dat is wat het was. Wow. Zegt mijn zoon. Gaaf. Zegt mijn zoon. Ik voel vaderlijke trots. Vaderlijke trots om iets doms. Iets dat niet eens muziek is, echt. Maar kadans. Herhaling. Patroon. Dat is wat kadans met je doet. Dacht ik toen. Denk ik nu.
De Doorn verzengt niet. De Doorn verschroeit niet. De Doorn mept me niet van de ene hoek van de kamer naar de andere. Maar De Doorn is ook niet mijn instapplaat. Zeer feitelijk is De Doorn pas mijn twede Amenra plaat. En De Doorn doet bij mij niet al die dingen die mijn allereerste Amenra plaatje wel deed.
Wat doet De Doorn dan wel?
Het doet geen zomerplaat zijn. Wat goed is. Zomerplaten zijn klote.
Het doet De Doorn zijn. Het doet kadans. Het doet wieg. Het doet troost. Het doet leven in huis. Ik zit daar. In huis. Deuren dicht. En luister. Voor een moment ben ik gelukkig. Tot het tijd is. Om te gaan. Maar de weg naar werk is mojer nu, en De Doorn was fijn, en het weer is goed, en dat is wat een goede kadans doet.